Over gegevensoverdracht
De Nokia D211 maakt gebruik van de mogelijkheden voor gegevensoverdracht van
netwerken van het type WLAN en GSM om bijvoorbeeld gegevens te verzenden en
ontvangen, te surfen op het Internet, SMS-berichten en e-mail te verzenden en
een verbinding met andere computers te onderhouden.
Vanaf de meeste locaties waar de radiokaart werkt, kan een verbinding voor
gegevensoverdracht tot stand worden gebracht. Aangeraden wordt echter dat u
de radiokaart verplaatst naar een locatie waar een zo sterk mogelijk
netwerksignaal kan worden verkregen. Wanneer het signaal sterk is, is de
gegevensoverdracht efficiënter.
De volgende factoren kunnen draadloze verbindingen negatief beïnvloeden:
Inleiding
9
© Nokia Corporation 2004. Alle rechten voorbehouden.
Ruis – Elektronische apparatuur kan radiostoringen veroorzaken. Ook in gebieden
waar veel radiokaarten worden gebruikt, kan de kwaliteit van de draadloze
verbinding door andere radiokaarten teruglopen.
Roaming (bewegen) – Bij het verplaatsen van de radiokaart tussen verschillende
WLAN-toegangspunten of GSM-netwerkcellen zal de signaalsterkte van het
kanaal afnemen. Als gevolg daarvan kan de gebruiker naar een ander
ontvangstgebied en een andere frequentie worden overgedragen, waar het
signaal sterker is. Door variaties in de belasting van het netwerk kan roaming
(bewegen) ook optreden wanneer een gebruiker op dezelfde plaats blijft. Bij dit
soort roaming kunnen kleine vertragingen in de overdracht ontstaan.
Elektrostatische ontlading – Ontlading van statische elektriciteit van een vinger
of een geleider kan leiden tot storingen in elektrische apparaten. De ontlading kan
leiden tot instabiele werking van de software. Netwerkverbindingen kunnen
onbetrouwbaar worden, gegevens kunnen beschadigd raken en de overdracht kan
worden beëindigd. In die gevallen moet u de bestaande verbinding (indien
aanwezig) verbreken, de radiokaart stoppen en deze uit de pc-sleuf verwijderen.
Plaats de radiokaart vervolgens terug in de pc-kaartsleuf en probeer het opnieuw.
Dode punten en signaaluitval – Dode punten zijn plaatsen waar geen
radiosignalen kunnen worden ontvangen. Signaaluitval treedt op wanneer de
gebruiker van een radiokaart een gebied betreedt waar het radiosignaal wordt
geblokkeerd of gereduceerd door geografische of structurele belemmeringen.
Signaalverzwakking – Afstand en obstakels kunnen leiden tot verkeerde
signalen. Er kunnen ook gereflecteerde signalen ontstaan. In beide gevallen neemt
de signaalsterkte af.
Lage signaalsterkte – Door afstand of obstakels kan de sterkte van het
radiosignaal van een WLAN-toegangspunt of GSM-celpunt niet sterk of stabiel
genoeg zijn om een betrouwbare verbinding voor communicatie tot stand te
brengen. Neem daarom de volgende regels in acht, zodat u verzekerd bent van een
zo goed mogelijke communicatie:
•
Een dataverbinding werkt het beste als de radiokaart niet wordt bewogen.
Draadloze gegevenscommunicatie vanuit een bewegend voertuig wordt niet
aanbevolen. Faxoverdracht wordt gemakkelijker negatief beïnvloed dan
overdracht van gegevens of SMS-berichten.
•
Plaats de radiokaart niet op een metalen oppervlak.