Nokia D211 - Nieuwe profielen maken

background image

Nieuwe profielen maken

Door verschillende profielen voor verschillende netwerken te maken, kunt u heel

eenvoudig overschakelen van het ene netwerk naar het andere zonder dat u de

netwerkinstellingen hoeft te onthouden.
1 Op de pagina Profielen selecteert u het tabblad Wijzigen. Klik vervolgens op

Nieuw.

2 Het venster Welkom van de wizard Profiel wordt geopend. Klik op Volgende

om door te gaan.

3 Voer een naam in voor het nieuwe profiel. De naam mag maximaal 25

alfanumerieke tekens lang zijn.
Selecteer het juiste verbindingstype. U kunt per profiel meerdere

verbindingstypes gebruiken. Klik op

Volgende.

4 Als u WLAN hebt geselecteerd als verbindingstype, moet u de volgende WLAN-

opties opgeven:
Besturingsmodus – Selecteer een van de twee beschikbare besturingsmodi. In

de infrastructuurmodus kunnen draadloze stations via een WLAN-

toegangspunt met elkaar en met gewone LAN-stations communiceren. In de

ad hoc modus kunnen computers rechtstreeks met elkaar communiceren. Er is

geen toegangspunt nodig. Zie “Draadloos LAN (WLAN)” op pagina 11 voor

meer informatie.
Naam netwerk – Voer de netwerknaam in zoals deze door de systeembeheerder

is gedefinieerd of kies een netwerknaam in het lijstvak. In de ad hoc

besturingsmodus kiezen de gebruikers zelf een naam voor het WLAN. De

netwerknaam mag maximaal 32 alfanumerieke tekens lang zijn. Standaard

wordt in de netwerknaam onderscheid gemaakt tussen hoofdletters en kleine

letters.
Klik op

Volgende om door te gaan.

5 Als uw Local Area Network geen DHCP-server (Dynamic Host Configuration

Protocol) heeft, waarmee automatisch een IP-adres zou worden toegewezen

aan de radiokaart, moet u het IP-adres, het subnetmasker en de

standaardgateway-instellingen handmatig opgeven. Vraag uw

systeembeheerder wat de correcte waarden zijn.

Opmerking: Controleer of het selectievakje TCP/IP-instellingen samen

met profielen beheren is geselecteerd (pagina Instellingen, tabblad

Algemeen). Als dit vakje niet is geselecteerd, worden de TCP/IP-

instellingen beheerd door netwerkinstellingen die u kunt configureren in

het Configuratiescherm van uw computer.

6 Als u GSM hebt geselecteerd als verbindingstype, moet u de volgende

instellingen opgeven:
GSM-verbindingsmethode – Selecteer Analoog als u een modemverbinding

gebruikt. Als u een ISDN-verbinding gebruikt, kiest u

ISDN V. 110 of ISDN V.

120, afhankelijk van de ISDN-standaard die door de Internet-serviceprovider

wordt ondersteund.

background image

Functies van de Nokia D211

28

© Nokia Corporation 2004. Alle rechten voorbehouden.

GSM-verbindingssnelheid – Als u gebruik maakt van GSM-services voor

hogesnelheidsgegevens, gebruikt u de volgende

gegevensoverdrachtsnelheden: 9,6 kbit/s, 14,4 kbit/s, 19,2 kbit/s, 28,8 kbit/s en

43,2 kbit/s. Selecteer de standaard-GSM-gegevensoverdrachtsnelheid van 9,6

kbit/s als u een netwerk gebruikt dat geen HSCSD ondersteunt. Zie “GSM-

eigenschappen” op pagina 31 voor meer informatie over

gegevensoverdrachtsnelheden.

Opmerking: U kunt alleen GSM-services voor hogesnelheidsgegevens

gebruiken als uw netwerk HSCSD ondersteunt en als u op deze service

bent geabonneerd. Aan het gebruik van GSM-services voor

hogesnelheidsgegevens kunnen hogere kosten verbonden zijn dan aan

normale GSM-gegevensservices. Neem contact op met uw

serviceprovider of uw netwerkexploitant voor meer informatie.

Inbelverbinding – Selecteer een inbelverbinding in de lijst of maak een nieuwe

inbelverbinding. Met een inbelverbinding kunt u de radiokaart gebruiken als

modem of ISDN-adapter om toegang te krijgen tot externe netwerken.
Klik op

Volgende om door te gaan.

7 Als u GPRS hebt gekozen als verbindingstype, moet u de naam van het GPRS-

toegangspunt opgeven. U krijgt de naam van het toegangspunt van de

serviceprovider of netwerkexploitant. Als u

Door netwerk toegewezen

toegangspunt gebruiken selecteert, wordt u automatisch verbonden met een

beschikbaar GPRS-toegangspunt, als deze functie wordt ondersteund door het

netwerk

. Klik op Volgende.

8 De pagina Voltooiing van de wizard Profiel geeft aan wanneer het maken van

een nieuw profiel is voltooid. Klik op

Voltooien.

Voordat u het nieuwe profiel kunt gebruiken, moet u het selecteren. Zie “Een

profiel en verbindingstype selecteren” op pagina 26 voor meer informatie.